Home

Basisadvies ter beheersing van Botrytis in de biologische tomatenteelt

'Biologisch' is geen synoniem voor 'meer Botrytis'!

Onder tomatentelers leeft nog vaak de misvatting dat biologisch telen garant staat voor grote Botrytisproblemen. Omwille van het wegvallen van de traditionele fungiciden heeft de biologische teler weliswaar een beperkte curatieve armslag, maar door de implementatie van een aantal relatief eenvoudige, preventieve cultuurmaatregelen kan de aanwezige infectiedruk en infectiekans sterk worden gereduceerd, zonder daarbij gebruik te maken van chemische bestrijdingsmidden. Verlaging van infectiedruk en infectiekans vormt immers de basis van een succesvolle Botrytisbeheersing.

  • Verlaging van de infectiedruk:

Botrytis is een schimmel die zich via de lucht verspreidt in de vorm van zeer kleine sporen (6-14 µm groot, ook wel aangeduid met de term 'conidiën'). De concentratie van deze deeltjes in de buitenlucht (de zogenaamde achtergrondconcentratie) varieert sterk i.f.v. de klimatologische omstandigheden, maar doorgaans is deze waarde slechts een fractie van de concentratie die in een gemiddelde teeltruimte wordt gemeten. Dit betekent dat de meeste conidiën die in een serre rondzweven op het bedrijf zelf worden geproduceerd door sporulerende infecties, die op allerlei plantendelen kunnen voorkomen: stengels, bladeren, trosstelen, vruchten, enz. Door het nemen van maatregelen die de sporenproductie verhinderen, kan de infectiedruk in de serre drastisch worden verlaagd.

  • Verlaging van de infectiekans:

Botrytis kan de plant enkel binnendringen via sterk verzwakt of dood weefsel (stompjes, lipjes, bladrandjes) of via wonden op stengels, trosstelen en vruchten, die ontstaan tijdens het uitvoeren van de dagdagelijkse gewasverzorging. Aangezien veruit de meeste wonden bij tomaat een rechtstreeks gevolg zijn van het bladsnijden (wekelijks worden bij deze handeling 3 à 4 bladeren per plant verwijderd), komt het merendeel van de infecties voor op dit type wonden. Botrytissporen zijn voor een geslaagde infectie sterk afhankelijk van vrij vocht. Hoe langer een wonde nat blijft, hoe groter de infectiekans. Daarnaast beïnvloedt ook de structuur van het wondoppervlak sterk het infectierisico: een glad afgesneden wonde heeft een merkelijk hogere weerstand dan een onregelmatige wonde met een stompje of een lipje. Hierdoor ligt het infectiepercentage bij correcte gewasverzorging (enkel glad afgesneden wonden) gemiddeld een factor 53 lager dan bij niet correcte gewasverzorging (wonden met stompjes, lipjes of andere onregelmatigheden). Indien tijdens het bladsnijden gelet wordt op de klimatologische omstandigheden én de wondkwaliteit, dan kan de infectiekans in de teeltruimte sterk worden gereduceerd.

 

Basisadvies voor de biologische tomatenteelt: concrete aandachtspunten voor een optimaal beheersingsresultaat

Een correcte toepassing van het basisadvies leidt steeds tot een drastische verlaging van de infectiedruk en de infectiekans van Botrytis. Sommige maatregelen zijn voor bepaalde telers misschien moeilijker realiseerbaar, maar hoe meer aandachtspunten in de bedrijfsvoering worden geïmplementeerd, hoe beter uiteraard het eindresultaat zal zijn.

  • Verlaging van de infectiedruk houdt in dat sporenproductie in de teeltruimte zoveel mogelijk moet worden vermeden. Aangezien Botrytis op allerlei plantendelen sporuleert (stengels, bladeren, trosstelen, vruchten, enz.), kan een reductie van de sporenconcentratie enkel met succes worden gerealiseerd als het gewas in zijn geheel wordt opgevolgd. Dit betekent concreet dat tijdens de verschillende gewasverzorgingsactiviteiten steeds gelet moet worden op volgende punten:

    1. De meeste sporen die in een tomatenserre rondzweven, zijn afkomstig van stengelinfecties. Door de planten regelmatig te controleren (bijvoorbeeld tijdens het bladsnijden of bij een aparte rondgang) en de aantastingen grondig weg te snijden met een scherp mes, kan de sporenconcentratie in de teeltruimte drastisch worden verlaagd. Omdat een Botrytisinfectie voortdurend uitbreidt en het mycelium daarbij de levende cellen rond de aantasting koloniseert, moet bij het wegsnijden ook steeds een deel van het groene weefsel worden verwijderd. Na gebruik moet het mes uiteraard grondig worden ontsmet (met 70% ethanol of javel) om ongecontroleerde verspreiding van Botrytis tegen te gaan. Teneinde de kans op herinfectie zo laag mogelijk te houden, wordt geadviseerd om de wonde na het uitsnijden eveneens met het desinfectans te behandelen. Een test die in dit verband in 2004 werd uitgevoerd in samenwerking met het Proefstation voor de Groenteteelt in Sint-Katelijne-Waver gaf aan dat zonder bijkomende ontsmetting 42% van de uitgesneden wonden opnieuw werd geïnfecteerd, terwijl dit percentage mét ontsmetting (op basis van javel) kon worden herleid tot 31%. Indien voldoende ver in het gezonde weefsel wordt gesneden, kan het aantal herinfecties nog verder worden gereduceerd.
       

      Voorbeeld van een correct weggesneden infectie. Let er bij de handeling goed op dat voldoende ver in het groene weefsel wordt gesneden om herinfectie van de wonde zoveel mogelijk te vermijden. Behandel daarom ook steeds na met een desinfectans.

       

       

    2. Bladeren die worden verwijderd, mogen enkel tussen de buisrails of onder de plantgoot blijven liggen als ze Botrytisvrij zijn. Indien een blad aan de plant reeds is geïnfecteerd (bladbotrytis), moet het onmiddellijk uit de teeltruimte worden verwijderd, bij voorkeur in een afgesloten plastiek zak om de verspreiding van sporen zoveel mogelijk te beperken. Bladeren die op de grond terechtkomen en die op het moment van bladsnijden niet zijn geïnfecteerd door Botrytis, worden later in de bladmassa ook niet meer aangetast. Het al dan niet lang laten liggen van de bladmassa heeft dus geen invloed op de infectiedruk. Dit geldt ook voor het gebruik van een bladzuiger. Indien echter een aangetast blad op de grond terechtkomt, dan zal Botrytis dit volledig koloniseren en daarbij massaal sporuleren. Wordt in zo'n situatie een bladzuiger aangewend, dan worden heel wat sporen in de serre geblazen en stijgt de infectiekans aanzienlijk. Bladbotrytis mag niet verward worden met bladrandjes of de onschadelijke Penicilliumschimmel. Dit materiaal mag, netzoals gezond blad, op de grond blijven liggen. Raadpleeg de pagina bladbotrytis voor meer informatie omtrent het verschil tussen bladbotrytis, bladrandjes en Penicilliumgroei.
       

      Afgesneden blad dat in de teeltruimte blijft liggen. Als de bladeren gezond zijn op het moment van bladsnijden, zal zich in de bladmassa geen Botrytis ontwikkelen.

       

       

    3. Infecties op bladeren ontwikkelen zich meestal zeer snel en sporuleren daarbij uitbundig. Van zodra bladbotrytis wordt waargenomen, moeten de aangetaste bladdelen zo snel mogelijk handmatig worden weggenomen en uit de serre worden verwijderd. Tracht hierbij het vrijkomen van sporen enigszins te beperken door de infecties te deponeren in een afgesloten plastiek zak.
       
         
      Bladbotrytis bij tomaat. Kenmerkend voor een bladinfectie is de groei van het mycelium in de richting van hoofdnerf, waarna Botrytis via de bladsteel de plant verder koloniseert.

       

    4. Vruchtinfecties gaan vaak gepaard met massale sporulatie en moeten zo snel mogelijk uit de serre worden verwijderd. Tomaten kunnen in elk ontwikkelingsstadium worden aangetast, zowel aan de plant als op de grond. Voer daarom ook regelmatig een controle uit tussen de buisrails en/of onder de plantgoten.
       
         
      Vruchtinfecties bij tomaat. Rechts een aantasting waarbij Botrytis via de vruchtsteel op weg is om de rest van de tros te koloniseren. Het lichtgroene schimmelpluis op de bovenkant van de tomaat duidt op de aanwezigheid van Penicillium. 

       

    5. Bij de teelt van losse tomaten moeten aangetaste trosstelen volledig en tot vlak tegen de stengel worden afgesneden, nog vóór de infectie de steelbasis heeft bereikt.
       
         
      Aangetaste trosstelen. Om de sporulatie in de teeltruimte zo laag mogelijk te houden, moeten ook deze infecties tijdig uit de serre worden verwijderd.

       

       

    6. Omdat geen enkele teeltruimte winddicht is en de ramen regelmatig worden geopend, moet ook sporenproductie rond het bedrijf zoveel mogelijk worden voorkomen. Kan de ontwikkeling van Botrytis niet worden vermeden, bijvoorbeeld in geval van een composthoop of bij een berg uitgeruimd gewas, dan wordt deze potentiële infectiebron bij voorkeur ten noordoosten van de serre geplaatst, windafwaarts van de overheersende windrichting (zuidwesten). Aangezien Botrytis goed op plantaardig afval kan groeien (zelfs bij relatief lage temperaturen), komen bij een composthoop vrijwel het hele jaar door sporen vrij. Ligt het materiaal ten zuidwesten van de teeltruimte, dan is de kans reëel dat de eerste infecties vroeger zullen voorkomen én groter in aantal zullen zijn. Om de afbraak van de plantenresten te bevorderen en de ontwikkelingskansen voor Botrytis zoveel mogelijk te beperken, wordt de composthoop best regelmatig omgezet.
       

       

  • Verlaging van de infectiekans kan worden gerealiseerd door het uitvoeren van een correcte gewasverzorging (waardoor een sterke reductie ontstaat van het aantal geschikte infectieplaatsen) en door het nemen van specifieke maatregelen die de opdroogtijd van de wonden verkorten. Hierbij moeten volgende aandachtspunten in acht worden genomen:

    1. Hoe regelmatiger een wonde, hoe kleiner het infectierisico. Daarom worden bladeren bij voorkeur gesneden en niet geplukt. Bij bladplukken ontstaat immers een onregelmatig wondoppervlak, waardoor de infectiekans bij deze handeling gemiddeld een factor 53 groter is dan bij bladsnijden. Er zijn diverse redenen voor de hogere infectiegevoeligheid van onregelmatige wonden:

      → Een ruw wondoppervlak blijft langer vochtig. Aangezien een Botrytisspore enkel kan kiemen en penetreren bij aanwezigheid van voldoende vrij vocht, zorgt een langere nattewondeperiode voor een aanzienlijke toename van het infectierisico.
      → Het helingsproces verloopt merkelijk trager bij een onregelmatige wonde. Hierdoor duurt het langer vooraleer het wondweefsel wordt afgesloten, zodat Botrytissporen meer kans krijgen om het oppervlak met succes te koloniseren.
      → Wanneer blad wordt geplukt, blijven vaak stompjes en lipjes achter op de stengel. Deze weefselstukjes worden door de plant geleidelijk afgestoten, waardoor de weerstand volledig verdwijnt. Vanaf dat moment zijn deze onregelmatigheden uiteraard zeer vatbaar voor pathogene aanvallen. Als het blad tot tegen de stengel wordt weggesneden, blijft geen afstotingsgevoelig weefsel achter. Het wondoppervlak behoudt daardoor zijn weerstand, zodat het infectierisico sterk wordt gereduceerd.
       
         
      Tijdens het bladplukken ontstaan vaak stompjes en lipjes. Deze weefselstukjes zijn zeer Botrytisgevoelig.

       

       

    2. Het bladsnijden moet steeds worden uitgevoerd met een zeer scherp mes. Enkel op die manier ontstaan gladde wonden zonder onregelmatigheden. Blijft na een eerste handeling toch nog een stompje of lipje achter, dan moet dit in een tweede beweging volledig worden weggesneden. Gebeurt dit niet, dan is de kans groot dat de uitstekende weefselstukjes geïnfecteerd zullen worden.
       
         
      Correct uitgevoerde gewasverzorging: gladde wonden zonder onregelmatigheden. Links een jonge wonde, rechts een oude wonde met littekenweefsel dat het wondoppervlak afsluit en bescherming biedt tegen infectie.
         
      Niet correct uitgevoerde gewasverzorging: stompjes en lipjes moeten zo veel mogelijk worden vermeden.

       

       

    3. Wanneer de planten worden aangebonden met clipsen, moet er tijdens het bladsnijden goed op worden gelet dat het blad bij een clips correct wordt verwijderd. Vaak blijft tussen de stengel en de clips een stompje of een lipje achter, waardoor deze manier van aanbinden in veel gevallen onrechtstreeks aanleiding geeft tot een verhoogde infectiegraad.
       
         
      Het bladsnijden in de buurt van clipsen verdient extra aandacht. Ook hier moet het blad correct worden verwijderd.

       

       

    4. Ook tijdens het clipsen zelf moet voldoende aandacht worden besteed aan een correcte gewasverzorging: tracht hierbij beschadigingen aan de stengel zo veel mogelijk te vermijden, omdat deze wonden eveneens door Botrytis kunnen worden aangetast.
       

      Beschadiging van de stengel door het aanbrengen van een clips.

       

       

    5. Aangezien een stengelwonde gedurende meerdere dagen nat blijft, heeft het tijdstip van bladsnijden geen invloed op het infectierisico: de wonden gaan steeds vochtig de nacht in, ongeacht het blad in de voor- of namiddag werd gesneden. Deze handeling mag dus op elk moment van de dag worden uitgevoerd. Bij een slechte gewasverzorging neemt de infectiekans wel toe als het blad laat op de dag wordt gesneden of bij een bewolkt, vochtig en koel klimaat.
       

       

    6. Naarmate een wonde langer vochtig blijft, vergroot ook het infectierisico. Daarom is het zinvol om tijdens en na het bladsnijden het opdrogen van de wonden te versnellen. Dit kan bijvoorbeeld door het gebruik van een minimumbuis of door de aanwezige ventilatoren in te schakelen. Wanneer de ventilatoren onder de plantgoot worden geplaatst, kan de opdroogtijd aanzienlijk worden verkort (zie ook Proeftuinnieuws, jaargang 17, nummer 14-15, p 25).
       

       

    7. Netzoals bij het bladsnijden moet ook tijdens het oogsten van trostomaten gelet worden op de wondkwaliteit. De tros moet volledig tot tegen de stengel worden weggenomen: stompjes zijn uit den boze.
       

      Aangetast stompje van een trossteel dat na het oogsten is blijven staan.

       

       

    8. Bij de teelt van losse tomaten wordt geadviseerd om de achtergebleven trosstelen tijdig te verwijderen (in ieder geval vóór het weefsel begint af te sterven). Voer deze handeling bij voorkeur uit tijdens een zonnige, droge en warme periode, zodat de wonden snel kunnen opdrogen. De stelen van de bovenste 10 à 15 trossen moeten daarbij niet worden weggenomen.
       

      Bij losse tomaten moeten trosstelen worden verwijderd vóór het weefsel begint af te sterven. Gebeurt dit niet, dan neemt de infectiekans sterk toe.

       

       

    9. Dode stengelstukken moeten steeds zo vlug mogelijk uit de serre worden verwijderd. Bij infectie ontstaat op deze plaatsen immers een enorme sporenproductie over een relatief grote afstand, waardoor de sporenconcentratie in de teeltruimte zeer hoog kan oplopen.
       
         
      Dode stengel- stukken die na het wegvallen van de plantweer- stand door Botrytis werden geïnfecteerd.

       

       

    10. Vanaf september neemt de weerstand van de plant geleidelijk aan af, waardoor sluimerende, latente infecties plots sterk kunnen uitbreiden en de plant alsnog verloren kan gaan. Daarom dient in de loop van het najaar minstens 2x een intensieve controle te worden uitgevoerd waarbij specifiek gelet wordt op achtergebleven trosstelen en dode stengelstukken meer onderaan de stengel. Deze plantendelen moeten volledig worden weggesneden. Zorg er steeds voor dat het mes na elke snijbeweging grondig wordt ontsmet om ongecontroleerde verspreiding van Botrytis tegen te gaan. Grote wonden kunnen eveneens worden behandeld met het desinfectans om het infectierisico zo laag mogelijk te houden.
       

       

    11. Vaak start een Botrytisepidemie na een bladrandgevoelige teeltperiode. Hierbij treedt verbranding op van de bladuiteinden, waardoor de plantencellen afsterven. Op die manier ontstaan ideale toegangspoorten voor rondzwevende Botrytissporen. Omdat bladbotrytis steeds gepaard gaat met massale sporulatie, neemt de sporendruk in de teeltruimte zo sterk toe dat elke nieuwe wonde potentieel wordt bedreigd. Hierdoor kan het Botrytisprobleem in korte tijd snel uit de hand lopen. Zorg daarom steeds voor een gepaste klimaatsturing, zodat verbranding van het blad (en de vorming van bladrandjes) zo veel mogelijk wordt vermeden.
       

      Verbranding van het blad leidt tot afsterving van de cellen, waardoor het weefsel zeer gevoelig wordt voor infectie.